Deze pagina is gebaseerd op het
auteursrechtelijk beschermde Wikipedia-artikel <Geit>;
het is vrijgegeven onder de GNU Free Documentation License. U mag dit
verspreiden, zowel letterlijk als aangepast, zolang u zich aan de regels van de
GFDL houdt".
De geit (Capra hircus) is een zoogdier dat
behoort tot de evenhoevigen, en daarbinnen de holhoorgen (Bovidae). Het woord
geit zou van het Germaanse tik of tig komen, hetgeen zoveel wil
zeggen als klein huisdier.
Het dier is al vele millennia gedomesticeerd en speelt al lang een belangrijke rol binnen de veeteelt.
Behalve de gedomesticeerde geit, is er ook de wilde geit, waar de
gedomesticeerde geit een nakomeling van is. Als stamvorm van de huisgeit werd
de bezoargeit (Capra aegagrus) vermoedelijk reeds rond 7000 v. Chr.
in Voor-Azië gedomesticeerd. Daar leeft ook een van de weinig tamme
rassen, de Tsjerkessengeit, die niet van de bezoargeit is af te leiden, maar
van de markhoor of schroefhoorngeit (Capra falconeri). Dit schijnt
een oeroud ras te zijn, dat werd gehouden van Mesopotamië tot Egypte.
Als huisdier is de geit door de mens
in alle werelddelen ingevoerd, behalve op de poolgebieden. Wereldwijd zouden er
ongeveer 450 miljoen geiten zijn, verdeeld over een tweehonderdtal
verschillende rassen. In hun oorspronkelijke, droge leefgebieden werden ze
hoofdzakelijk gehouden voor het vlees en de huiden. Later ontdekte men in
Europa dat de geit in staat is om grote hoeveelheden melk
te produceren. Voor mensen die allergisch zijn voor koeienmelk is geitenmelk
meestal een goede vervanger. De melk bevat ongeveer hetzelfde vet- en
eiwitgehalte als koeienmelk. Geitenmelk is lichter verteerbaar. Een geit geeft
gemiddeld drie liter melk per dag. Slechts een beperkt aantal rassen wordt voor
de wol
gehouden, de bekendste is de Angorageit.
Een vrouwelijke geit heet een geit
of een sik. Het mannetje van de geit heet een bok. Een jong
geitje heet een lam. Een gecastreerde bok is een weer. Soms wordt
een vrouwelijke geit geboren met mannelijke geslachtskenmerken. Dat wordt een kween of kwee genoemd.
De koe van de arme man
Geiten zijn in staat om zich in sobere omstandigheden
heel goed te handhaven en voort te planten. Daarom werden zij vroeger vaak door
arme mensen gehouden, in plaats van koeien. Maar de geit is wel kieskeurig. Zij
eet graag gras, kruiden, groenten, plantenscheuten, bladeren en boomschors. Een
geit is een herkauwer.
In de jaren veertig waren er in Nederland ongeveer 300.000 melkgeiten. Nadien is dit aantal fors teruggelopen tot
aantallen van zo rond de 30.000. Nadat in 1983 de melkquotering in de
melkveehouderij werd geïntroduceerd, is de melkgeitenhouderij sterk gegroeid.
In 2004 waren er ongeveer 282.000 geiten in Nederland, waarvan 168.000
melkgeiten.
Voortplanting
De voortplanting van geiten is aan seizoenen gebonden.
Ze zijn paringsbereid (bronstig, ritsig, speuls, tochtig, welig, willig) van
het eind van de zomer tot het begin van de winter. De eisprong vindt dan om de
achttien tot vierentwintig dagen plaats. De vruchtbaarheidsperiode duurt
vervolgens, afhankelijk van het dier, een paar uur tot enkele dagen. De
draagtijd bedraagt 148 tot 152 dagen. Een éénjarige geit heeft meestal één of
twee lammeren. Bij een oudere geit is de geboorte van een twee- of een drieling
normaal. Een lam drinkt ongeveer drie maanden melk, maar na een dag of tien eet
het al wat met de moeder mee van het hooi en het voer. De geit is tien maanden
te melken na de bevalling en staat dan de laatste twee maanden van de volgende
dracht droog.
Als de geit gaat bevallen, merk je dat, doordat het
dier erg onrustig wordt. Het krabt over de grond en gaat liggen. Om vervolgens
weer op te staan, etc. Ook begint het dier te met de tanden te knarsen. Het
dier zal kreunen en gaan hijgen. Er komt spanning op de uiers en de vagina
begint op te zwellen. Het zal dan niet lang meer duren en dan komen de kleine
geitje(s) ter wereld.
Middeleeuwen
In de Middeleeuwen werden geiten soms in verband
gebracht met heksen en duivels. De duivel werd dikwijls met bokkenpoot
afgebeeld. De oorzaak hiervan zou kunnen liggen bij het feit dat de bokken een
slechte geur verspreiden en een grote geslachtsdrift hebben. Ook het onrustig
karakter van de geit zou aan de basis van deze misvatting kunnen liggen.
De landgeit is een sober geitenras. De sterke, langharige geit is goed bestand tegen
kouder klimaat, waardoor het dier veel voorkwam in de noordelijke Europese
landen.
In Nederland kenden we de Drentse
landgeit, de Veluwse landgeit en de Zeeuwse landgeit. De Nederlandse landgeit,
zoals de Veluwse landgeit nu genoemd wordt, is het enige oorspronkelijke
Nederlandse geitenras dat nog voorkomt. De geit komt voor op schilderijen uit
de 16e eeuw, op schoolplaten, in de boekjes van Ot en Sien en op het
leesplankje van Hoogeveen.
De Nederlandse landgeit is een dier
die met uitsterven werd bedreigd. Vanaf 1900 werd de landgeit met geïmporteerde
rassen gekruist, zoals de saanen en de toggenburger, met als doel de
melkproductie te vergroten. Na de Tweede Wereldoorlog was de landgeit bijna
uitgestorven. In 1958 werden de twee laatste exemplaren afkomstig uit het Goois
Natuurreservaat aan Diergaarde Blijdorp geschonken. De toenmalige directeur Dr.
A.C. van Bemmel ging fokken met deze en enkele andere landgeiten, die nog
voldoende van het type hadden. In 1971 gingen vier geiten en vier bokken naar
het Rijksinstituut voor Natuurbeheer in Leersum, waar er mee verder gefokt
werd. Dit koppel groeide in omvang en er kon worden geselecteerd op het
oorspronkelijke type, zoals dat werd afgeleid uit oude afbeeldingen op
schilderijen. In 2000 zijn er ruim duizend landgeiten in Nederland. De
Nederlandse landgeit staat op de lijst van zeldzame huisdierrassen.
Rasstandaard
De Nederlandse landgeit is een
middelgroot, stevig dier met vrij korte poten. De minimummaat voor geiten is 65
cm, voor bokken 75 cm. Alle kleurslagen zijn mogelijk, alleen de kenmerkende
toggenburger aftekening is ongewenst. Belletjes zijn niet toegestaan.
De bokken van dit ras vallen op door
hun enorme horens, welke zich eerst naar achteren en dan zijdelings
waaiervormig krommen, de punten enigszins naar boven gericht. De bokken hebben
meestal een bokkenpruik, die vooral bij jonge dieren goed uitkomt, een wipneus,
sik en een zwaar behaarde voorhand, terwijl de lichaamsbeharing afhangend en
vrij lang is.
De geiten zijn eveneens gehoornd, maar
veel minder opvallend dan de bokken. De vrij korte horens buigen recht naar
achteren. Zij hebben een vrij korte kop met een wat ingebogen profiel en een
sikje. Hun beharing is meestal kort.
Eigenschappen
De Nederlandse landgeit wordt vooral
als hobbydier gehouden en soms worden ze gemolken. Daarnaast worden ze ingezet
bij de begrazing van natuurterreinen. De geit is erg goed geschikt voor de
bestrijding van de opslag van berk en Amerikaanse vogelkers. De Nederlandse
landgeit wordt onder andere door Staatsbosbeheer ingezet voor het beheer van de
Vroongronden in de Kop van Schouwen en in het Bokkendal op Vlieland. Eén kudde
houdt al ruim twintig jaar de Mariapeel vrij van ongewenste boomopslag.
De Nederlandse bonte geit
is een Nederlands geitenras. De geit stamt af van de
koebonte Zeeuwse landgeit. Dit was een middelgrote geit met sterk beenwerk,
groot weerstandsvermogen en sober in onderhoud. Om de melkproductie te
verhogen, werd de landgeit begin 1900 gekruist met de saanengeit uit
Zwitserland.Vanaf 1970 waren er bijna geen bonte geiten meer in Nederland.
Enkele geitenhouders begonnen bonte geiten aan te houden met als doel dit ras
te behouden en te verbeteren in type en productie. Hierbij werd de Nederlandse
witte geit als voorbeeld en soms als bloedverversing gebruikt. Het stamboek
voor de Nederlandse bonte geit werd in 1980 opgericht.
Rasstandaard
De Nederlandse bonte geit
is een hoogbenige, ruim gebouwde, gerekte melkgeit, waarvan de onderdelen in
goede verhouding tot elkaar in ontwikkeling staan. De geit dient voldoende
wigvorm te tonen, in combinatie met een ruim en goed gevormde uier. De Nederlandse
bonte geit komt zowel gehoornd als ongehoornd voor. De geit heeft een
schofthoogte van ongeveer 75 centimeter en de bok 90 centimeter.Er waren eerst
drie kleurslagen: zwartbont, bruinbont en blauwbont. Later werd besloten alleen
tweekleurige dieren in zwartbont en bruinbont met scherpe aftekening te
accepteren. Langharigheid en kleurafwijkingen komen vrijwel niet meer voor in
de stamboekfokkerij
Eigenschappen
De Nederlandse
bonte geit heeft een hoge melkproductie, waardoor de geit niet alleen voor de hobby
maar ook in de professionele melkveehouderij gehouden wordt. Ze geeft tussen de
3 en 5 liter melk per dag. Ze kunnen een jaarproductie (ongeveer 300 dagen)
halen van meer dan 1500 kg melk. Sommige geiten geven zelfs meer dan 10.000 kg
melk tijdens hun leven.
De Boergeit is een geitenras dat begin 1900 ontstaan is in Zuid-Afrika door Nubische geiten te
kruisen met Europese en Indische geiten. Dit vleesras is genoemd naar de
Nederlandse boeren die Zuid-Afrika hebben gekoloniseerd.
Door
natuurlijke selectie ontstond een geitenras dat onder de moeilijke
omstandigheden in Zuid-Afrika kon overleven. De witte vacht reflecteert het
zonlicht, terwijl de roodbruine aftekening de kwetsbare plekken rond de ogen,
neus, oren en onder de staart tegen het zonlicht beschermt. Door de bespiering
en de sterke benen kunnen boergeiten op heuvelige en dichtbegroeide plaatsen
grazen.
Het
Zuid-Afrikaanse stamboek werd in 1959 opgericht. Boergeiten werden naar andere
landen geëxporteerd, zoals Australië en de Verenigde Staten, om door kruising
de kwaliteit van de daar aanwezige geiten te verbeteren. In 1977 werden de
eerste boergeiten naar Duitsland gehaald en van daaruit verspreid over andere
Europese landen.
In 2003 werd
de rasstandaard voor de boergeit in Nederland opgesteld. Hierbij lag de nadruk
op de voor de Zuid-Afrikanen belangrijke kenmerken.
Rasstandaard
De boergeit is
een snelgroeiende, goed geproportioneerde geit van gemiddelde afmeting, met een
goede productie-eigenschap van eersteklas vlees. Er moet op alle leeftijden een
goede verhouding zijn tussen de lengte van de benen en de diepte van de romp,
waarbij lammeren en jonge geiten in verhouding iets hoogbeniger zullen zijn. Ze
zijn overwegend wit met een roodbruine kop en een witte bles. De kop is
krachtig, het neusprofiel is gebogen, de hangoren zijn breed en middenlang. De
hoorns zijn donkergekleurd en hebben een gemiddelde lengte. Een volwassen
boerbok weegt tussen 110 en 140 kilo. Een volwassen boergeit weegt tussen 90 en
100 kg.
Eigenschappen
De boergeit
heeft een grote vruchtbaarheid en een hoge groeisnelheid. De lammeren komen
tijdens de eerste drie maanden 200 tot 250 gram per dag aan. Als ze 3 maanden
oud zijn, wegen ze ongeveer 24 kg.
De boerbokken
verspreiden de penetrante geur minder dan andere rassen.
Door de
geringe melkproductie worden boergeiten niet gemolken, maar worden gehouden
voor landschapsbeheer en vleesproductie. De boergeit kan zich goed aanpassen
aan verschillende klimaten en terreinen. Ze worden, naast schapen, ingezet bij de begrazing van natuurgebieden.
De Anglo-Nubische geit is een geitenras, dat in Engeland is ontstaan door
een aantal verschillende maar voornamelijk Oosterse rassen met elkaar te
kruisen.
In de tweede
helft van de negentiende eeuw werden er op Engelse stoomboten melkgeiten uit
Egypte en andere delen van Afrika meegenomen. In Engeland werden deze
hangoorgeiten gekruist met Engelse landgeiten. Rond de
eeuwwisseling hebben de Engelsen drie oosterse bokken geïmporteerd, die
belangrijk waren voor de verdere ontwikkeling van het ras. Deze bokken zijn de
stamvaders van het Anglo-Nubische ras, welke in 1910 officieel is erkend door
de Brittish Goat Society.
In 1982 werden
de eerste Anglo-Nubische geiten naar Nederland gehaald. Tussen 1984 en 1986
werden nog eens 200 geiten uit Engeland geïmporteerd. In Nederland wordt de uierkwaliteit en de melkproductie
van de Nubische geit verbeterd. Vanaf 1988 spreekt men van de Nederlandse Nubische geit. De
rasstandaard, die vrijwel gelijk is aan de Engelse, werd in 1991 opgesteld. In
2004 zijn er ongeveer 700 Nederlandse Nubische geiten.
Rasstandaard
De Nubische
geit is een goed ontwikkelde, sterke geit, die het gewenste melktype vertoont,
met behoud van de kenmerken die het Nubische ras eigen zijn. De Nubische geit
is het grootste geitenras ter wereld. Vrouwelijke dieren hebben een minimale
schofthoogte van 78 cm. en kunnen tussen de 80 en 100 kg. wegen. Bokken hebben
een minimale schofthoogte van 85 cm. en wegen soms zelfs meer dan 150 kg. De
kop wordt hoog (majestueus) gedragen op een lange slanke nek zonder belletjes
of baard. De grote, donkere ogen weerspiegelen het zachtaardige karakter van
het oosterse ras. Het neusbeen is mooi gebogen (ramsneus). De lange, brede,
hangende oren reiken tot voorbij de lippen (minstens twee centimeter er
voorbij). Oorlengtes variëren en zij kunnen langer dan dertig centimeter
worden. De geit heeft een wat steile schouderplaatsing en een hoge schoft. De
middenhand is wigvormig. Het kruis is breed, vlak, lang en iets hellend. De
benen zijn iets langer dan de diepte van de borst. De verhouding beenlengte ten
opzichte van borstdiepte is 60 : 40. De uier is goed ontwikkeld, ruim,
soepel, halfbolvormig en goed aangesloten met een correcte speenplaatsing. De
beharing is kort, fijn en glanzend. Alle kleurschakeringen zijn mogelijk en
toegestaan.
Eigenschappen
Nubische
geiten vallen niet alleen op door hun markante uiterlijk en statige houding,
maar ook door hun zachte en aanhankelijke karakter. Ze worden steeds vaker op kinderboerderijen gehouden.
De
melkproductie blijft gemiddeld iets achter bij de overige geitenrassen, maar de
melk heeft gemiddeld wel een hoger vet en eiwitgehalte. Hierdoor is de melk
goed geschikt om verwerkt te worden tot kaas en yoghurt.
De toggenburger is een geitenras dat afkomstig is
uit het Zwitserse Obertoggenburg (kanton Sankt Gallen) en is vanwege zijn melkgevende eigenschappen naar diverse
landen geëxporteerd.
In 1905 werden de eerste
toggenburgers door het Drents Landbouw Genootschap (DLG) uit Zwitserland naar
Nederland geïmporteerd om de kwaliteit van de toen aanwezige Drentse landgeiten
te verbeteren. Er werd gekozen voor de toggenburger omdat dit ras gezien hun
soberheid goed zou passen op de arme Drentse veen- en zandgronden. Sinds de
uitbraak van mond-en-klauwzeerepidemie in 1911 en het
uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zijn er geen toggenburgers meer
geïmporteerd.
In de jaren 1930 waren de
eigenschappen van die gekruiste geiten zo fokzuiver en stabiel, dat kon worden
gesproken van een nieuw melkgeitenras: de Nederlandse toggenburger. In 1938 werd een duidelijke rasstandaard
aangenomen, welke grotendeels nog steeds van kracht is. Tot begin jaren 1960
werd de toggenburger hoofdzakelijk gefokt in de provincie Drenthe. Daarna heeft
het ras zich verspreid door heel Nederland. In 2003 waren er ruim 4000
Nederlandse toggenburgers.
Rasstandaard
De Nederlandse toggenburger is
een compact gebouwde geit, waarbij de gebruikswaarde, melkgeit,
duidelijk aanwezig moet zijn. Een geit heeft een schofthoogte van ruim
70 cm. De lengte van de schoft en de romp is nagenoeg gelijk, zodat het
dier wordt gekenmerkt door een "vierkante" bouw. De toggenburger
heeft een markante kop, die vrij kort en breed in het voorhoofd is en voorzien
van een zeer goed ontwikkelde kaak en een brede bek. Het neusprofiel is recht
met een duidelijke insnijding onder de ogen. De hals is niet te lang, gespierd
en krachtig. De voorhand is breed, ruim met voldoende diepte. Middenhand is
niet gerekt, wel ruim en diep met brede lendenen. Het kruis is vierkant. De dijen
en schenkel zijn goed gespierd. De benen zijn kort in de kootbanden. De lengte
van de voorbenen is de helft van de totale schofthoogte. De beharing is kort en
glad. De meest ideale kleur is chocoladebruin. De kleur kent 60 schakeringen
die variëren van donkerbruin tot zeer lichtbruin. Hoe meer de Toggenburger in
de zon staat in plaats van binnen, des te lichter wordt de kleur van zijn
vacht. De toggenburger heeft witte aftekeningen op de kop (het masker), de
onderbenen en de spiegel.
Eigenschappen
De toggenburger is een sobere
melkgeit. Dat wil zeggen dat de toggenburger met relatief weinig voedsel een
zeer behoorlijke melkproductie heeft: Gemiddeld 3 liter melk per dag
gedurende een periode van ongeveer 300 dagen. De melkbaarheid van het ras is zeer
goed. De toggenburger wordt gekenmerkt door een uitstekende uierkwaliteit. Op
menige plaatselijke, regionale of landelijke tentoonstelling is een
toggenburger tot uierkampioen aangewezen. Door het rustige karakter zijn ze
eenvoudig te houden, zowel in kleine als in grotere groepen.
De Nederlandse witte geit is een Nederlands geitenras,
dat ontstaan is door kruising van de landgeit en de saanengeit.
Omstreeks 1900 werd besloten de sterke
landgeit te kruisen met de melkproductieve saanengeit. Hiervoor werden in 1905
80 saanenbokken en -geiten uit Zwitserland ingevoerd. Tussen 1906 en 1910
werden ongeveer 600 saanengeiten uit Duitsland (Rheinhessen) geïmporteerd. Na
een importstop vanwege mond-en-klauwzeer en de Eerste Wereldoorlog is men door intensieve fokkerij en
strenge selectie gaan werken aan de Nederlandse witte geit. Het is een geit die
door zijn functionele waarde en rasuitstraling wereldwijd bekend is.
De Nederlandse witte geit is het meest
voorkomende geitenras in Nederland.
Rasstandaard
De Nederlandse witte geit is een
hoogbenige, gerekte, wigvormige, open gebouwde melkgeit met in de juiste
verhoudingen: ruime hoogte-, breedte- en lengtematen en een solide bouw. Een
geit die wat betreft constructie zo in elkaar zit dat ze gedurende een lange
tijd een hoge melkproductie kan realiseren.
De kop is sprekend en fijn besneden
met staande, lange oren en een recht neusbeen. Aansluitend een lange, soepele,
matig bespierde hals. De voorhand is ruim en gesloten en gaat vloeiend over in
de middenhand. De middenhand is ruim en sterk in de bovenbouw, met lange
gewelfde ribben. Bij de achterhand is het kruis breed, lang, vlak en iets
hellend. De benen zijn hard en droog met een correcte vierkante stand en in
gang een ruime, veerkrachtige stap. De geit heeft een goed ontwikkeld, lang,
breed en hoog aangehecht uier
en een correcte speenplaatsing. Naast een dunne soepele huid is de beharing van
de Nederlandse witte geit kort en fijn en uiteraard wit van kleur.
De volwassen bokken hebben een
gemiddelde schofthoogte van 90 tot 95 cm. en een gewicht van 90 tot 100 kg.,
terwijl de volwassen vrouwelijke dieren een gemiddelde schofthoogte van 75 tot
80 cm. en een gewicht van 70 tot 80 kg. hebben. Een bok is groter, robuuster,
breder en dieper dan de geit, waarbij vooral de voorhand zwaarder en dieper is
en de achterhand iets lichter.
Eigenschappen
De Nederlandse witte geit heeft een
hoge melkproductie, waardoor de geit
veel gehouden wordt in de professionele melkveehouderij. Ze geeft tussen de 3
en 5 liter melk per dag. Ze kunnen een jaarproductie (ongeveer 300 dagen) halen
van meer dan 1500 kg. melk. Sommige geiten geven zelfs meer dan 10.000 kg. melk
tijdens hun leven.
Deze pagina is gebaseerd op het
auteursrechtelijk beschermde Wikipedia-artikel
<geit>; het is vrijgegeven onder de GNU Free Documentation License.
U mag dit verspreiden, zowel letterlijk als aangepast, zolang u zich aan de
regels van de GFDL houdt".